Mijn hele werkzame leven ben ik al bezig met innovatie. Toen ik begon kwam het internet net op. Er waren nog geen diensten voor consumenten op internet. Je had de digitale stad, daar kon je een kijkje nemen, maar veel was er nog niet te doen. De early adaptors hadden dringend behoefte aan websites waar iets te doen was. Ik had destijds samen met mijn zus de eerste prijsvergelijker van Nederland opgezet, MiepKniep heette het. Dat internet leek ons wel wat. We regelden een student en die zette voor 500 gulden een formuliertje online waarmee mensen een zoekopdracht konden indienen. Nothing fancy, als het werd ingestuurd ging er gewoon een mailtje naar ons. Maar goed, dit was de tijd dat zelfs mail nog als iets nieuws en welkoms voelde. Kregen wij zo’n zoekopdracht binnen, dan gingen we op zoek naar de laagste prijs voor het bewuste product. Ik geloof niet dat ik mijn kinderen nog zou kunnen uitleggen hoe dat toen ging. Dat nog geen enkele prijs online te vinden was. Al snel werd duidelijk dat het internet explodeerde. Voor bedrijven was er geen ontkomen aan, ze moesten online. De reactie van de meesten? Consultants inhuren die dikke rapporten schreven met plannen. Het waren lange en dure processen, maar ondertussen ontbrak bij de meesten zelfs de meest elementaire website. Doen is duidelijk moeilijker dan zeggen dat je het gaat doen. Zo is dat ook met data. Iedereen wil ermee werken, de mooiste plannen worden gesmeed. Hele organisaties moeten datagedreven gaan werken. In de praktijk is in de meeste gevallen nog bar weinig datagedrevens te bekennen. Ook hier geldt: zeggen is één, doen is moeilijker. Een idee is nog niets, executie is alles.
Misschien is het nog wel moeilijker om mensen te veranderen die weliswaar zeggen dat ze dat willen, maar in de praktijk toch tegenstribbelen als het er echt op aankomt. Hierbij schiet me een voorbeeld uit een totaal andere context te binnen. Ik ben jaren bezig geweest met gender issues (tot ik moegestreden ben afgehaakt). Wat me daarbij altijd opviel is dat het in Nederland weliswaar bon ton is om te zeggen dat vrouwen zeker een gelijke behandeling verdienen. Natuurlijk moeten ze evenveel verdienen als mannen. Natuurlijk moeten er meer vrouwen in de hoogste bestuurslagen komen. Maar als het op de uitvoering aankomt, dan zijn er geen gekwalificeerde vrouwen, dan gaat het ineens om de beste kandidaat en niet om iemand’s gender. Of dan blijken er ineens toch nog allerlei hardnekkige vooroordelen tegen vrouwen te bestaan. Sinds die tijd houdt de vraag waarom veranderen toch zo moeilijk is voor mensen me bezig. Van nature begrijp ik daar niets van; zelf vind ik niets leuker dan veranderen. Waarom zou je niet zoeken naar een betere oplossing? Waarom zou je vasthouden aan dingen die overduidelijk nog ruimte bieden voor verbetering? Waarom zou je nieuwe dingen afwijzen en ze niet gaan onderzoeken? Ik heb er al heel wat boeken en theorieën over gelezen. Het leukste boekje vind ik nog steeds het supersimpele Who Moved My Cheese van Spencer Johnson. Hoewel het er allemaal wel heel dik bovenop ligt, maakt dit verhaaltje wel goed duidelijk welke verlamming mensen ervan kan weerhouden om vooruit te komen. Het gaat over 2 muizen in een hol met kaas. Als ze alle kaas hebben opgegeten worden ze boos en ontevreden dat er niets meer is. Ze hebben honger en zijn wanhopig. Eén van de twee overwint zijn angst en vindt uiteraard hele grote nieuwe voorraden kaas. De moraal van dit verhaal: blijf niet hangen in het oude, want dan doe je jezelf tekort.
Ik vind dit verhaal helemaal van toepassing op de weerstand die we nu zien tegen maatregelen om te verduurzamen en om klimaatverandering tegen te gaan. Het is duidelijk dat de schade die we oplopen als we niets doen veel te groot is om te dragen. Het is ook duidelijk dat we al behoorlijk in de penarie zitten. Het roer moet om en doorgaan op de huidige voet is simpelweg geen optie. Je zou zeggen: dan gaan we snel onderzoeken hoe we in kunnen spelen op de nieuwe tijd. Maar in plaats van inspringen op de geweldige nieuwe kansen van een nieuwe duurzame economie zitten we in Nederland al jaren in de verdedigingsstand. Er wordt vooral goed geluisterd naar bestaande belangen van de fossiele industrie, de luchtvaart en de boeren. Daarbij vergelijken valt de aandacht voor duurzame initiatieven en voor innovaties om te verduurzamen in het niet. De overheid zou hierin een leidende rol moeten spelen, maar laat het tot nu toe helemaal liggen. En dat terwijl de financiële wereld die kansen inmiddels wel degelijk ziet. Ik las vandaag een interessant stukje in de Volkskrant over Bill Joy van de beroemde VC Kleiner Perkins. Meer dan tien jaar geleden al stelde hij een lijstje op van 25 uitdagingen voor schone technologie. In drie daarvan heeft hij geïnvesteerd en één van die drie, Beyond Meat, is onlangs naar de beurs gegaan en sinds de beursgang al verviervoudigd in waarde. Terecht. Ik koop de burgers regelmatig en ze zijn fantastisch. Niet van een vleesburger te onderscheiden, qua geur, smaak, textuur, echt alles. Als je dit kan eten is er echt geen excuus meer om vlees te eten. Volgens Joy kunnen vleesvervangers de CO2 uitstoot met 20% verminderen. Een heel mooi voorbeeld van hoe lucratief veranderen kan zijn.